Marktgeld voor stedelijke hospitalen in Vlaanderen, auteur Paul Carteus

De twee oude ijzeren lepels die in het O.-L.-Vrouwhospitaal te Aalst bewaard worden zijn de archeologische getuigen van een eeuwenlange lepelhistorie. Het hospitaal bezat als bron van inkomsten het zg. lepelrecht op al het graan dat ter markt of ter halle werd gebracht, of in schepen of huizen geleverd werd. Uit elke zak mocht het hospitaal een lepel scheppen. En heeft die lepel geschept op al de markten van Aalst, van vóór de Sporenslag tot in de volle Franse tijd. De scheplepel werd gehanteerd door een aangesteld man of een ‘knape’, die meer dan eens voor allerlei werd uitgemaakt.

Twee lepels uit het Stedelijk Museum van Aalst

Die lepel was eigenlijk de lepel van de assyse (accijns), een heerlijk recht dat in de handen van de gemeente was gekomen. Sommige gemeenten lieten die lepel geheel of gedeeltelijk naar hun hospitalen overgaan, tot onderhoud van arme passanten en zieken. Andere gemeenten hebben dit lepelrecht steeds voor eigen rekening gehouden; zo heeft o.m. de oude bisschopsstad Doornik haar ‘droit du bacinet’ aan niemand afgestaan, en ook Namen en Hoei lieten hun ‘droict de la lousse’ niet naar hun hospitalen overgaan.

De uitoefening van dit lepelrecht heeft uiteraard heel wat betwistingen uitgelokt en dan ook (gelukkig voor de geschiedschrijving!) een eerbiedwaardig aantal dossiers nagelaten van processen voor de schepenbank, voor de Raad van Vlaanderen en zelfs voor de Grote Raad. Genoeg om een licentiaatscriptie te stofferen. Zo ook in…

Ronse, St.-Elooishospitaal. Zusters.

De Zusters hadden het recht van ‘den Lepel der Graenen, de welcke verkocht worden op de Merct’, mits aan de verkopers de nodige maten te verschaffen. Het recht was op elke zak een lepel.

In 1750 poogden de Zusters hun recht uit te breiden op het graan dat buiten de markt werd ingevoerd. Hun suppliek werd door Keizerin Maria-Theresia gunstig onthaald. Heel Ronse kwam daarop in verzet, met de Proost, Deken en Kapittel van Sint-Hermes aan het hoofd: remonstranten waren ‘de Notabelen, groote gegoede, ende Inwoonderen der voorseyde Stede van Ronsse, met hun gevoegt den Bailliu ende Leenmannen van de Vryheyt der voorseyde Stede’. Men wist vanwaar dat uitging en de documenten werden bovengehaald om te bewijzen dat de ‘Brouwers van Bieren, Brandewynstockers, Backers, Herbergiers ende andere... die hunne Graenen niet en koopen op de Merct... geen LepelRecht aen de voornoemde Religieusen’ van het hospitaal verschuldigd waren. Het werd een proces van veel jaren dat het archief van de Raad van Vlaanderen met een flink dossier heeft verrijkt. (1)

Referentie's

De auteur van dit artikel is Paul Carteus en dit document komt uit "Periodiek, ledentijdschrift van Davidsfonds, Ronse, nr.2 jaargang 2016"

(1) www.aalst.be